top of page

Hoe zie ik de toekomst van de sectie Engels

 

In dit document probeer ik mijn visie op het vak Engels te laten zien. Ik wil met dit stuk graag de discussie aan in de vakgroep, en gezamenlijk een doorlopende leerlijn neerzetten voor onze leerlingen. Daarbij wil ik een aantal handige documenten laten zien die ons daar bij kunnen helpen.

 

Het Programma

In de eindtermen Engels voor het VMBO staat beschreven waar wij aan moeten voldoen, het is zogezegd ons examenprogramma. In het leerplan staan deze eindtermen ook beschreven en wordt aangegeven wat er op de lagere school en in de onderbouw in het programma wordt verwacht. Het laat zien dat leerlingen in de onderbouw vooral inzicht moeten krijgen in het eigen leren, en strategieën moeten leren om nieuwe woorden te verwerven.

 

Vooral voor de onderbouw biedt dit leerplan weinig houvast voor een programma. Dat kunnen we echter vinden in de tussendoelen, De tussendoelen geven al goed aan waar de lessen over kunnen gaan, welke gebieden we behandeld moeten hebben.

 

Deze tussendoelen vormen doorgaans ook de leidraad voor de leerboeken Engels, de ‘methoden’. Als we gebruik maken van een methode, neem ik aan dat we dat doen omdat het tijd bespaard, structuur biedt en een hoge kwaliteit van het lesmateriaal garandeert.

 

Toetsen

Naar mijn mening ligt de waarde van een methode vaak niet in de toetsing. Ik denk dat het belangrijk is na te denken over waar een toets toe dient. Een toets die er toe dient de leerlingen te motiveren om te gaan werken lijkt mij geen goed idee. Hiermee geeft het cijfer een scheiding tussen gewillige leerlingen en onwillige leerlingen, en zegt het minder over het niveau van het Engels.

 

Bovendien hebben die toetsen en cijfers minder betekenis voor de leerlingen dan concrete opdrachten uit “levensechte” situaties, en zegt het weinig over hun vorderingen. Een toets moet naar mijn mening gaan over het niveau van de leerling op een bepaald gebied. Veel methoden hebben overigens prima toetsen die recht doen aan het niveau van de leerling, maar bijvoorbeeld woordjestoetsen of grammatica toetsen reken ik daar niet onder.

 

De genoemde tussendoelen zijn gerelateerd aan het Europees referentiekader (ERP) dat gebruik maakt van descriptoren om aan te geven wat het niveau is van een leerling. De manier waarop het beschreven staat komt volledig overeen met de methode van het Taal Portfolio, waarmee we de leerlingen kunnen toetsen, en hun vorderingen kunnen monitoren. Leerlingen vullen dit gedurende hun schooltijd aan. Hierdoor ziet een leerling de verbetering in de vreemde taal door de jaren heen, en wordt het inzicht in het eigen leren bevorderd. Concrete handvatten om lessen en toetsen zelf te maken kun je vinden in het boek  Writing Box.


 

Afstemmen SE cijfers op CE

Het ERP wordt ook gebruikt door het CITO als richtlijn. Elk niveau heeft bij het CITO examen een bepaald percentage vragen op verschillende niveaus. Zo kunnen ook wij de verschillen tussen BBL, KBL en TL garanderen en ervoor zorgen dat onze SE cijfers niet te veel afwijken van het CE, we gebruiken dan immers dezelfde methodiek en een gelijk niveau binnen onze toetsen en binnen ons PTA.

.




 

Hieronder de streefniveaus van het BBL en KBL Centraal Examen.

 

 

 

Hoe dit te doen wederom in het boek Writing box.

 

Naar mijn mening zal de onderbouw zich focussen op de verschillende onderwerpen, met de bijbehorende woordenschat. Binnen communicatieve lessen moeten leerlingen zich veilig genoeg voelen om fouten te durven maken. Dat betekent dat grammatica naar de achtergrond zal verdwijnen, de docent verbeterd de grammatica wel, en bespreekt het in de reflectie (we vergeten Kolb natuurlijk niet) maar het wordt niet apart getoetst of onderwezen. Dit zou naar mijn overtuiging moeten gebeuren in het 3e jaar, wanneer deze puntjes op de i wel succesvol kunnen worden aangeleerd omdat de leerling zich beter en sneller in het Engels kan uitten. De traagheid brengt vaak distorsie van de moedertaal, en de meeste grammatica zal een leerling zonder daarop gerichte lessen leren. We kunnen ons in de 3e dus focussen op specifieke problemen die door formatieve toetsing aan het licht komen.


 

Op het moment van schrijven hebben we de boeken van Pearson net binnen, en het lijkt veelbelovend. Ik hoop dat we die methode voor jaar 1, 2 en 3 kunnen gebruiken. Er is er ook één voor jaar 4, maar ik denk dat we die lestijd beter kunnen besteden met grote, en dus interessante boeken zoals “the freedom writers”, films en op het vakgebied van de leerlingen afgestemde projecten. Bovendien moet er veel geoefend en getoetst worden, en is de tijd die overblijft voor een dure methode het geld naar mijn mening niet waard.


 

Tot slot zou ik willen pleiten voor een gericht beleid aangaande de verdeling van de klassen over de docenten. Het lijkt mij voor de hand liggen dat naast affiniteit voor onderbouw of bovenbouw, vooral de geschiktheid voor een klas belangrijk is. Zo vereist de eerste klas veel creativiteit om zonder Nederlands, Engelse woorden duidelijk te maken, en zijn er altijd klassen die qua gedrag er uit springen, en een docent behoeven die dergelijke energie een positieve richting kan geven. Het moet dan ook geen schande zijn als er uit collegialiteit en uit de wens om school-breed een goede prestatie neer te zetten collega's klassen ruilen als dat zaken verbeterd.

 

Rick Lagrand voor SG Newton

bottom of page